‘Dit gebouw is over de ruggen van onze voorouders verdiend’
De dag van 1 juli 1863, waarop de slavernij werd afgeschaft, wordt in Den Haag op diverse plaatsen herdacht. Onder meer in het Mauritshuis aan het Plein, een voormalig paleis dat met inkomsten uit de slavernij- praktijken is gebouwd. En ook in Buurtkamer De Luyk, aan de Jan Luykenlaan in Moerwijk, waar vrijwilligers vanaf ’s ochtends vroeg heri heri klaarmaken om ’s avonds gratis uit te delen.
‘Het is lang geleden dat ik zo hard heb moeten werken’, zegt een van de vrijwilligers in Buurtkamer De Luyk lachend, terwijl ze een bakje volschept met bakkeljauw, cassave, zoete aardappelen, bakbanaan en ei, de ingrediënten van heri heri. Het is einde middag. Negen vrijwilligers staan al vanaf ‘s ochtends vroeg te koken om ervoor te zorgen dat ‘s avonds de bakjes heri heri klaarstaan. Om gratis uit te delen en samen op te eten. Als eerbetoon aan de tot slaaf gemaakten, die met deze ingrediënten ook zichzelf vroeger moesten voeden.
Dit schrale rantsoen dat ze van hun slavenhouders kregen leverde lang niet voldoende energie op om het zware werk op de plantages vol te houden. Zelfs de conciërge van de buurtkamer moet deze dag meehelpen in de keuken; alle handen zijn nodig. Coördinator van Buurtkamer De Luyk, Renate Stuger, is initiatiefnemer van het uitdelen van de gratis heri heri. Ze zorgt ook dat het kookproces als een geoliede machine verloopt. En ondertussen moet ze zich ook nog druk maken om een springkussen voor het jongerenfestival dat ze twee dagen later organiseert in het kader van Keti Koti.
Onderdanig
Buurtkamer De Luyk is een spil in de wijk in Moerwijk, waar de bewoners het doorgaans niet zo breed hebben. Het is een levendige plek waar mensen samenkomen voor ontspanning, ontmoeting en ontwikkeling. Er wordt samen gekookt, taalles gegeven en er wordt geholpen bij geldzaken. Buiten op een bankje zit Ludwig Stuger, te wachten op zijn bakje heri heri. En op een praatje. Totdat hij ernstig ziek werd, werkte hij bij Sigma Coatings. Zijn collega’s wisten niets over het slavernijverleden van Nederland. Op 1 juli nam hij altijd vrij, om te herdenken. Dan kreeg hij denigrerende opmerkingen en werd niet serieus genomen. ‘Ik heb me vaak moeten inhouden. Zij hebben niets over de geschiedenis van Suriname geleerd en zelfs wij kregen er nauwelijks informatie over. Wij moesten in Suriname alles leren over Nederland en Europa; over de Tweede Wereldoorlog bijvoorbeeld. Maar vrijwel niets over de koloniale geschiedenis.’ Als zijn collega’s meer hadden geweten, zouden ze anders reageren, is zijn overtuiging.
‘Keti Koti is een dag van bezinning voor mij. Wij maken er een feest van. Zo verwerken wij het op onze eigen manier. We bidden op deze dag dat je vrij mag leven. Daarna gaan we feesten. Ik koester geen haat tegen witte mensen, maar ik ben wel verdrietig over de doorwerking van de slavernijgeschiedenis. Doordat we een achterstand hebben opgelopen in bijvoorbeeld het onderwijs, zijn de verhoudingen tot op de dag van vandaag scheef. Ik nam laatst een Regiotaxi. Mijn medepassagier was een witte vrouw. De taxichauffeur was van Indische afkomst. De vrouw biedt haar excuses aan voor de gevolgen van het koloniale verleden in Indonesië. Maar tegen mij zegt ze niks!’
De dampende bakjes heri heri gaan grif van de hand. Het levert vrolijke gezichten op. Vanuit de wijk, maar ook van daarbuiten komen mensen een bakje ophalen. Sommigen komen met de auto om bakjes mee te nemen voor mensen die niet goed ter been zijn. Aan het einde van de dag zijn alle bakjes uitgedeeld. De vrijwilligers zijn moe, maar vooral tevreden. Het is voor het eerst dat in Den Haag free heri heri wordt uitgedeeld, maar als het aan Renate Stuger ligt, wordt dit ook een Haagse traditie, net als bijvoorbeeld in Amsterdam en Rotterdam.
Blessings
Anderhalve kilometer verderop in Den Haag, in het statige Mauritshuis aan het Plein, komen zo’n vijftig deelnemers samen om stil te staan bij Keti Koti. Onder leiding van host Deborah Cameron – gekleed in koto (traditionele rok en blouse) en de angisa (hoofddoek) – gaan zij luisteren naar een lezing en daarna met elkaar in gesprek. ‘Dit gebouw is over de ruggen van onze voorouders verdiend’, begint ze de bijeenkomst, om te duiden waarom het zo belangrijk is dat juist op deze plek wordt stilgestaan bij de afschaffing van het slavernijverleden. Maar niet voordat er een plengoffer is gebracht. ‘Dit gebouw heeft blessings nodig.’ Toehoorders knippen met hun vingers om haar woorden te ondersteunen.
Ze roept op tot een safe space, waarbij emoties er mogen zijn. Ze vertelt hoe ze zelf verbonden is met de West-Afrikaanse cultuur, door haar voorouders in Suriname. Zoals met de spiritualiteit, de winticultuur, die haar genas op het moment dat de reguliere westerse gezondheidszorg het liet afweten. De aanwezige priester vult een kalebas met water en alcohol, terwijl hij zijn voorouders aanroept. Daarna plengt hij het water op de vloer in het Mauritshuis, waar het keurig wordt opgevangen op een kleedje.
De opdrachtgever van de bouw van het Mauritshuis, Johan Maurits van Nassau-Siegen (1604-1679), speelde een belangrijke rol in de trans-Atlantische slavenhandel. Mede door zijn toedoen werden duizenden Afrikaanse mannen, vrouwen en kinderen tot slaaf gemaakt en naar Brazilië verscheept. Aan zijn hof in Brazilië werkten tientallen tot slaaf gemaakten. Dat verhaal is lang onderbelicht gebleven omdat zijn handel en wandel vooral vanuit kunsthistorisch perspectief werd gezien. Vanaf 2014 is het Mauritshuis zijn verhaal completer gaan maken. Zo werd de buste van de grondlegger verplaatst naar het depot. En er zijn lezingen, discussies en onderzoeken gestart naar zijn handelen en de uitwerking daarvan. Deze bijeenkomst op Keti Koti hoort daar ook bij.
Complexiteit
‘Bij de discussie over een op te richten slavernijmuseum werd gezegd: niet in een historisch gebouw. Het moet los staan van de geschiedenis. Nu ik hier sta, snap ik wat daarmee wordt bedoeld’, zegt Karwan Jalal Fatah-Black voordat hij begint aan zijn lezing. Als Nederlands historicus en universitair docent aan de Universiteit Leiden heeft hij veel onderzocht en geschreven over de formele en informele trans-Atlantische handel van Nederland in de Gouden Eeuw, en de rol daarin van slavenhandel. ‘Slavernij is een misdaad tegen de menselijkheid, dat vindt iedereen. Toch ontstaat er ongemak als we het erover hebben. Omdat het ons vertelt wie we als samenleving zijn.’ Fatah-Black vertelt hoe gezagsdragers vanaf 1500 omgingen met slavernij en hoe het nog steeds doorwerkt.
Afschaffen van slavernij betekende nog niet dat mensen vervolgens gelijkwaardig zijn behandeld en gelijke kansen hebben gekregen, laat hij zien. De koloniale verhoudingen zijn lang blijven voortbestaan. ‘Kijk naar de discussie die De Nederlandse Bank hierover voert vanwege de eigen rol bij de afschaffing van de slavernij. Vertegenwoordigers van dit instituut dachten vooral aan hun eigen inkomen en hebben de slavernij zo lang mogelijk gesteund. Ze hebben zich een zo royaal mogelijke compensatie toebedeeld omdat hun tot slaaf gemaakten niets meer waard waren.’
Karwan Jalal Fatah-Black somt op: in Den Haag staan tal van huizen en paleizen die – net als het Mauritshuis – gebouwd zijn door de Haagse elite, die vermogen en aanzien verwierf als gevolg van de slavenhandel en de handel vanuit de koloniale gebieden. Daar is lang geen aandacht voor geweest. Het duurde ook lang voordat het boek van Anton de Kom (Wij slaven van Suriname) zijn waarde kreeg en dat hij als schrijver, maar ook als verzetsheld werd geëerd. De historicus schetst ook hoe in de toeslagenaffaire mensen van Surinaamse en Antilliaanse afkomst vaker slachtoffer werden. Dat er armoede is onder oudere Surinamers; ze geen aanvulling op hun AOW krijgen omdat de jaren voor de onafhankelijkheid van Suriname niet worden meegeteld. ‘Horen wij er ook echt bij? Dat is de basale vraag. Het gaat niet om de aanpak van het schaamtegevoel of om het geld. Juist op een plek als deze, waar zoveel samenkomt, kunnen we een ander verhaal maken, over een inclusiever Nederland.’
Dat is nog niet zo makkelijk, blijkt uit de discussie die daarna wordt gevoerd. Er komen vanuit verschillende perspectieven reacties en verhalen. Waar de een voor maximale financiële compensatie pleit voor het leed dat slavernij heeft voortgebracht, is de ander juist voor de dialoog. En voor bewustwording: ‘We hebben het in Nederland vaak over ‘De Oost’, als het om Indonesië gaat. Maar feitelijk is dat natuurlijk niet juist. Het ligt er maar aan wat je perspectief is.’ En hoe om te gaan met de verschillen tussen de gekoloniseerde overzeese gebieden?
Is de situatie in Suriname te vergelijken met die van de Nederlandse Antillen of Indonesië? ‘Ik kom van een van de Antilliaanse eilanden. Daar is spanning over de vraag wie slaveneigenaar was en wie tot slaaf gemaakt. Ik ben hartstikke bang dat ik slavendrijvers in mijn familie heb gehad. Hoe kom ik dan met mezelf in het reine?’, laat een van de aanwezigen van kleur de complexiteit van de discussie zien. In de ontvangsthal van het museum is de afsluiting. Er wordt een hapje en een drankje geserveerd vanaf een dienblad door rondlopende obers in uniform. Drie zwarte trommelaars in traditionele kleding geven een concert. De deelnemers die even tevoren nog in een intens gesprek zaten, staan er wat verloren en beduusd bij in de grote hal. Het getrommel overstemt alles en klinkt luid door in het museum. De buste van Johan Maurits, in het depot, staat waarschijnlijk te trillen.
Wat wordt herdacht?
Met Keti Koti wordt herdacht dat op 1 juli 1863 de slavernij door de Nederlandse overheid werd afgeschaft in Suriname en op de Nederlandse Antillen. Keti Koti betekent letterlijk ‘ketenen gebroken’. Er kwamen op dat moment ruim 45.000 oorspronkelijk Afrikaanse tot slaaf gemaakten vrij, van wie 34.441 in Suriname. De slavenhouders kregen voor elke vrijgemaakte 300 gulden schadeloosstelling. Maar de vrijgemaakte mensen kregen niets en werden in Suriname nog tien jaar verplicht om (tegen betaling) het werk te blijven doen, soms onder dezelfde erbarmelijke omstandigheden. Feitelijk waren zij dus pas in 1873 vrij. In Suriname is 1 juli een nationale feestdag. Op Keti Koti wordt traditoneel heri heri gegeten, een eenpansgerecht van de Afro-Surinamers, ontstaan tijdens de slavernij.

