Goriaka Maal (59), journaliste
‘Herdenken is voor mij belangrijk. Op de Dag van de Vlag herdenken we dat we onze eigen vlag hebben en dat op 2 juli 1951 de Eilandsraad, de volksvertegenwoordiging van Curaçao, voor de eerste keer bijeenkwam. Dat is iets positiefs. En op Curaçao houden we wel van een feestje. Maar het is ook belangrijk om negatieve gebeurtenissen te herdenken. De slavernij heeft zijn sporen achtergelaten tot op de dag van vandaag. Dat mag nooit meer gebeuren en daarom is het belangrijk dat we daar ook bij stilstaan.
Mijn opa kwam uit een familie van slavenhouders, mijn oma was een zwarte vrouw. Ze hadden twaalf kinderen, onder wie mijn vader. Ze waren niet getrouwd, maar mijn opa heeft alle kinderen erkend. Ooit nam hij mijn oma mee naar een nachtclub voor witte mensen – zij was de eerste zwarte vrouw die daar danste.
Mijn opa werd onterfd omdat hij een relatie had met mijn oma die zwart was. Hij wilde na zijn dood begraven worden in het graf van zijn ouders, maar zijn zus gaf daarvoor geen toestemming. Toen heeft mijn vader een graf dat daarnaast lag gekocht. Zo kon mijn opa toch bij zijn ouders liggen.
Die geschiedenis leefde eerst niet zo voor mij en op Curaçao leerden we op school ook maar weinig over de slavernij. Pas toen ik in Nederland kwam wonen, zijn mijn ogen geopend voor wat de slavernij heeft aangericht. Ik zou heel graag willen weten hoe mijn voorouders hun slaven hebben behandeld.
Veel mensen op Curaçao zijn nog niet geëmancipeerd als het om discriminatie gaat. In arme wijken leren veel kinderen nog steeds: je bent zwart, je houdt afstand van witte mensen en kijkt ze niet recht in hun ogen. Mooie Curaçaose schoolmeisjes van kleur zeggen zich lelijk en onzeker te voelen. Dat vind ik heel erg.
Ik vind dat jongeren op school meer moeten leren over de geschiedenis van de slavernij. Het is belangrijk het koloniale verleden te herdenken, te helen en te herstellen.’